Mijn derde roman ‘F.E. Een eed van ijzer en bloed verbreek je nooit’ handelt over een befaamd oogchirurg die ontdekt hoe ver hij wil gaan voor de beloften die hij maakte, aan anderen en aan zichzelf.
In dit spannende en meeslepende verhaal belicht ik vriendschap als een gemaakte belofte, een engagement. Er zijn weinig treffendere metaforen te vinden voor ijzersterke vriendschap dan de boeiende, eervolle en eeuwenoude wereld van Mensur.
Als eerste Vlaamse auteur onderzocht ik dit geheimzinnig erfgoed tot bij het hart van haar traditie: de studentenstad Jena, in het voormalige Oost-Duitsland, de magnifieke regio Thüringen.
Hoe ik aldaar ontvangen werd door gepassioneerde jonge studenten?
Hoeveel moed, kracht en stalen zenuwen het vraagt om een Partie te doorstaan?
Hoe intens de band tussen deze Coprsbroeders is?
Hoe dit alles past in een spannende roman die laveert tussen 1815 en 2015, tussen Antwerpen, Venetië en Thüringen?
Contacteer me voor een interview of lees F.E. Een eed van ijzer en bloed verbreek je nooit’.
Hieronder krijgt u een fragment uit het boek kado:
Vittoria Trassini – Jena, 26 september 1994
Op de stoffige zolderkamer van studentenhuis Corps Thuringia Jena breekt het gelige licht van de luchters flauw door het rookgordijn heen. Een geheimzinnige schijn zweeft rond een dertigtal mannen, gekleed in pak of corpsvest. Allen met pet en lint. Alle aandacht is gericht op een groepje studenten dat een onhandig kleine arena heeft gevormd, centraal in de ruimte.
Francis, ook in zwart uniform met de rood-witte knopen, frunnikt aan zijn rood-wit-rood Füchse-lint dat hem voor de gelegenheid werd aangemeten. Hij geeft zijn ogen de kost vanaf de eerste rij staande toeschouwers rond het drukdoende groepje.
Met moeite kan hij zijn zenuwen bedwingen. Vandaag, amper twee dagen na zijn eerste kennismaking met de bizarre studentenvereniging van Oscar Abendroth, is hij getuige van een academisch duel, een mensuur. Al begrijpt hij niet waarom de eer hem en Alexander-Louis te beurt valt. Het gaat nota bene om een Partie die Oscar zelf zal vechten. Voortdurend valt de naam Nicolò Trassini. Soms met lichte vrees, soms met enige minachting, en heel af en toe met spot. Nicolò Trassini is Oscars tegenstander. Een Italiaan, vermoedt Francis.
Zijn donkere ogen, zijn teint en aristocratisch gekamde haar maken van hem een dandy die zo uit een film van Fellini gestapt kan zijn. Over zijn linkerkaak loopt een akelig litteken van zijn mondhoek tot zijn oor. Het is amper acht uur ’s morgens. Buiten is het al licht. Maar op de zolderkamer van het corpshuis van Thuringia lijkt de tijd nu slechts een abstract begrip.
De doordringende geur van tabak en mannenzweet die al langer door de zolder zweeft, krijgt plots een extra dimensie. Een toets chemische scherpte, om precies te zijn. Francis’ forse neusorgaan volgt de geur van het indringende goedje. Het onaangename luchtje blijkt afkomstig te zijn van een ontsmettingsmiddel dat twee jongemannen zorgvuldig uitstrijken op het lemmet van twee vlijmscherpe degens. Ze bewegen hun spons van de stompe punt tot het gevest van de Korbschläger.
‘Zijn de degens ontsmet, Testanten?’ hoort Francis Sebastian rustig informeren. Hij heeft de jongeman van Corps Thuringia meteen herkend, al oogt hij vandaag wat ontoegankelijk in zijn zwarte kevlarvest. Onder zijn arm klemt een groot masker van metaalgaas. In zijn rechterhand houdt hij een degen met de stompe punt neerwaarts gericht.
Sebastian is de jongeman die twee dagen eerder tijdens de Kneipe een gescheurd papiertje overhandigde aan een Saxonialid. Nu is hij de vertrouwenspersoon, de Sekundant van dienst, voor de mensuur die Oscar zo meteen aangaat, weet Francis. Hij staat ervan versteld dat het vakjargon nog vers in zijn geheugen ligt.
Oscar is zo attent geweest om hem en Alexander-Louis daags ervoor uitgebreid te informeren over de tradities van het corps. Een beetje te attent, vindt hij, maar zijn nieuwsgierigheid was te groot om het voorstel af te wenden. Op de eerste rij van toeschouwers is Alexander-Louis eindelijk naast zijn kameraad Francis komen staan.
‘Waar was je? Ze zijn de Paukanten in hun kledij aan het helpen. Spectaculair’, fluistert Francis. Alexander-Louis haalt zijn schouders op, alsof het moment hem amper raakt.
‘Ik keek wat rond. Zit die malle corpsjas jou ook zo ruim?’
‘Alex, we horen hier niet te zijn. Wees Oscar dankbaar en draag deze kledij met respect, verdomme.’ De plankenvloer kraakt onder hun schoenen. Het klepje van hun studentenpet is beslagen door hun adem.
Hun aandacht wordt gezogen naar het centrum, waar Oscar in een maliënkolder wordt geholpen. Terwijl hij in trance voor zich uit staart, bindt Sebastian hem een halsbescherming van dikke kevlar om de strot. Onder de oren wordt de stof dubbelgevouwen, waardoor Oscar nog amper zijn hoofd kan draaien.
Voor Nicolò Trassini wordt hetzelfde gedaan. Beide rechterarmen worden in een omvangrijke mouwbescherming geholpen en vastgegespt aan een handschoen. In de twee kampen ondersteunt een student de loodzwaar ogende arm waarmee zijn Paukant de Korbschläger vasthoudt, en maakt draaibewegingen met diens pols. Trassini heeft zijn ogen gesloten en lijkt zich mentaal voor te bereiden.
‘Met die jongeman wil je niet in de clinch gaan, Francis. Onthoud zijn naam. Hij is een Venetiaan van adel, een geneeskundige die uit luxe filosofie studeert hier bij jullie in Jena. Eerder studeerde hij in Regensburg, waar hij lid werd van Corps Franconia. Het ego van Nicolò Trassini krult nog meer dan zijn snor’, fluistert iemand hem in het oor. Francis herkent de stem. Het is de stem van een verteller. ‘Professor Müllendorf, wat een aangename verrassing.’ Hij draait zich naar de oude man toe, die de gelegenheid voor geen geld wil missen.
‘Dat jullie dit gebeuren achter gesloten deuren mogen bijwonen, dat is pas een échte verrassing. Daarenboven incognito, met een Füchse-lint, pet en corpsjas? Onbegrijpelijk. Maar het neemt niet weg dat ik het fijn vind jou weer te zien, Spefuchs Elderwereld. Weten jullie wat de taak van iedereen hier is?’ ‘Er is de Paukant, de Sekundant, de Schlepper, de Testant, iemand die alle slagen noteert, de Onpartijdige, Paukarzt’, somt Francis zelfverzekerd op. ‘Er werd fantastisch veel tijd in ons geïnvesteerd sinds onze ontmoeting van eergisteren, Alter Herr Müllendorf ’, voegt hij eraan toe. Magnus Müllendorf kan zijn waardering maar met moeite verbergen.
‘Het moet gezegd, ze weten hier van aanpakken!’ valt Alexander-Louis in. ‘Vrijdagavond staken we onze neus hier nietsvermoedend binnen voor een sympathieke cantus. De volgende ochtend werden we letterlijk uit ons bed gebeld en kregen we de hele mensuur in onze strot geduwd als ontbijt!’ Müllendorfs wenkbrauwen verspringen plots en verraden zijn verwondering.
(…)
Een houten opstapje wordt voor Oscars voeten geschoven. Stokkerig als een marionet stapt Oscar erop en komt op gelijke Ooghoogte met de rijzige Italiaan, op de lengte van een Korbschläger van elkaar verwijderd. Daar komt het woord ‘mensuur’ vandaan.
‘Mensuur’ betekent ‘meting’, weet Francis. Hun blik is uitermate ridderlijk. Hun vrije hand komt op de rug terecht.
Aan hun rechterkant positioneren zich hun respectieve Schleppers en Testanten. Aan hun linkerzijde verschijnt hun Sekundant, ook gewapend. De spanning in de scherp ruikende kamer stijgt wanneer de Onpartijdige dichter bij het midden komt staan. Hij vraagt om stilte, waarop Sebastian het woord neemt. Zijn zinnen volgen elkaar snel en toonloos op. Hij begroet iedereen officieel, stelt de twee partijen van het academisch gevecht voor, de Komments van de stad Jena, volgens welke er wordt gevochten, en de protocollaire woorden die hij zal gebruiken tijdens de Partie. Alexander-Louis wordt ongedurig. ‘Francis, ik heb me zonet even geïnformeerd… Die Nicolò Trassini is een vrij beruchte Italiaan die het nogal bont heeft gemaakt het afgelopen academiejaar. Zijn zusje, Vittoria, studeert samen met hem in Jena om haar hitsige broer onder controle te houden. Naar het schijnt is dat kind in staat om half Jena een erectie te bezorgen!’ grapt hij zo stil als hij kan. Francis heeft niet eens geluisterd. Al zijn aandacht gaat naar het rauwe en gedisciplineerde ritueel dat zich voor zijn ogen afspeelt. Het kan snel gaan, heeft hij begrepen, en toch wil hij elk detail ervan registreren. Binnen vijf minuten kan een hele Partie er met wat geluk op zitten, is hem verteld. Wie het eerst een significante snee, een ‘Schmiss’, bij de ander aanbrengt, maakt al vaak een einde aan het spel.
‘Silentium!’
‘Klaar? Hoog, alstublieft!’
Sebastian en de andere Sekundant spreken om beurt. De Schleppers brengen de armen van hun duellisten omhoog en dragen het volle gewicht van de degen nu over aan hun Paukant. In de lucht kruisen de degens elkaar en blijven zo onbeweeglijk mogelijk in die pose.
‘Start!’