Fragmenten uit ‘Het Oord’

15 / 11 / 2016Het Oord

Onder M.E. als praatjesmaker, noteerde ik Leopold Dacq en Ferdinand Abbt ook met hun initialen. Die laatste naam, F.A., omcirkelde ik want ik meende dat de man een bekend pianist was. En dan was er nog een Italiaanse naam maar die had de joviale man met de snelheid van een Ferrari uitgesproken waardoor ik hem niet had onthouden.
Het feit dat er die avond nog niemand van de organisatie te zien was geweest, bleek de heren niet echt te storen of te verontrusten. En ik geef toe, ik was wel gewend geraakt aan extravagante feestjes en recepties, maar deze vorm van entertainment, of precies het uitblijven ervan, was op zijn minst onbehaaglijk te noemen. Ook de strikte Acceptatie-criteria waren ongezien.
Hoe belachelijk klonk dit alles plots: Protocol, Acceptatie-criteria…

‛Om het toch op abrupte exits te houden… David Bowie is gisterenavond overleden, wisten jullie dat?’ begon ik, hun voorstel negerend.
‛Een hele marketingmachine die anderhalf jaar is blijven draaien, nieuwe platen heeft aangekondigd, foto’s is blijven verspreiden… van een man die elke dag dichter bij zijn eindpunt kwam, vechtend tegen verrotting in het grootste geheim en strevend tegelijk naar onsterfelijkheid op zijn generaties-oude podium voor duizenden en duizenden fans…’
Mijn verdwaasde berichtgeving had een dense stilte geïnstalleerd in de boekenkamer. Max was halverwege de kamer blijven stilstaan. Zijn verslagenheid was op meters afstand voelbaar. Je kon zijn gekrulde slierten jeugdsentiment voelen neerdalen, als serpentine die na afloop van een feest nog snel de lucht was ingeblazen. Ik voelde het weefsel van onze lijven krimpen. We waren weer wat meer uitgedroogd, wat ouder geworden, wat eenzamer op ons pad. Elke dag stierf er wel een bejaarde acteur of een charmezanger die ons aan onze grootouders deed terugdenken. Ik hield niet eens van de seventies-songs die aan Bowie’s weg hadden getimmerd naar de status van superster…
Maar wanneer een wereldicoon zichzelf, zijn fans en het wereldnieuws verrast met zijn fatalistische sterfelijkheid, struikelen we meestal over onze collectie ‛verloren tijd’.

‛Misschien heeft Miss Ross wel gelijk…,’ begon Leopold eindelijk.
‛Op de Noordpool is het momenteel warmer dan in Californië, in Brazilië schrappen ze dit jaar carnaval, in België dreigen de kerncentrales los te scheuren, vaders kunnen hun dochters eerbaarheid nergens op de wereld nog beschermen, bemiddelaars en journalisten blijken vermomde extremisten, moeders steken hun kinderen in brand, de wereld verrimpelt waar we bij staan, de grond verdrinkt, het oceaanwater is vergiftigd, we geven de bijen industriële suiker om er honing van te maken en de economie is wereldwijd nog slechts een luchtspiegeling… Hier ligt trouwens ook weinig sneeuw dit jaar… Ik blijf,’ sprak Leopold Dacq in één adem uit. Zijn timbre was opvallend beheerst en rustig. Hij stutte zijn hoofd met beide handen, de ellebogen resoluut op de tafel plaatsend. De lijn tussen zijn boven- en onderlip maakte een golfbeweging die halverwege in een opvallend puntje daalde.
Wat deed Dacq in het leven om zo voornaam uit de hoek te komen? Zijn ogen keken me aan en zegden zo akelig weinig dat ik er rotsvast van overtuigd was dat de man ofwel een tragisch geheim in zich droeg ofwel een meesterlijk diplomaat was.

Meest recente blog posts

Pin It on Pinterest

Share This