Antwerpen – december 1991 ‘Uw prijs is weer opmerkelijk hoog, mijnheer Ginder…’ zucht François Seynaeve bij het hoge raam van zijn antieke bibliotheek. De gereserveerde zestiger houdt zijn handen op de rug terwijl hij over zijn brilletje heen naar buiten gluurt. Hij duwt de sierlijke gordijnen wat verder opzij. De maan blaast haar zilveren licht over zijn landgoed. Een personeelslid in winterjas schikt de laatste lampionnen in een reusachtige, bolgesnoeide hulst op het terras beneden. Seynaeve inhaleert diep en laat de adem langzaam ontsnappen tussen zijn smalle lippen. Aan het mahoniehouten bureau zit een man die de stilte beheerst laat verder duren, zijn wijsvinger tikkend tegen zijn donkere ringbaardje. Onder een aansluitend okergeel jasje van ribfluweel, draagt hij een wit hemd met grote manchetten en een prominent, opstaande kraag. Rond zijn hals hangen enkele lederen touwtjes met zilveren bedeltjes. ‘Vakmanschap heeft zo zijn prijs. Er is veel werk aan deze schutters- keten,’ spreekt de excentrieke figuur dan ijzig kalm. Terwijl, legt hij stompjes krijt tussen de schakels van een indrukwekkende, zilveren ketting, wikkelt het antieke stuk in zuurpapier en slaat er tot slot een rood viltdoek omheen.

Antwerpen KMSKA – 1992 Pal voor een groot werk van Pieter Paul Rubens lacht een vrouw net een tikkeltje te luid. Beschaamd brengt ze haar hand naar haar taupe geverfde mond maar het wil niet baten. Een tweede keer haalt een aanstekelijk geschater haar gêne in. De lach baant zich een weg langsheen de keuvelende kunstliefhebbers en scheert als een tornado langs de bewakingsagenten, via Charles en zijn klanten, langsheen de dame die het welkomstwoord hield tot ze haar eindbestemming bereikt: Adriaans oren. De wereld stopt met draaien. Charles gebarende handen blijven zweven in de ijle lucht. De champagneglazen op de dienbladen van de kelners barsten uit elkaar in duizend en één stukjes. De parels van de kroonluchters breken los en dwarrelen als ijskristallen naar beneden. De vergulde kaders van de meesterwerken dijen uit en vloeien over de muren. Ze sluiten de ruimte meer en meer in. De zitbank waarop Adriaan compleet verstart, begint tergend traag om haar as te roteren. De gasten en oliedoeken vermengen zich in een wazige zweem rondom de piraat heen…

Savona – oktober 1994 Zachtjes trekt Casimir de zwarte stof van zijn das aan die om haar hoofd zit. ‘Het schijnt dat jij verloofd bent…’ fluistert hij dicht bij haar oor. Christine klemt haar tanden op elkaar. ‘Vanavond niet…’ antwoordt ze scherp. Casimir knikt veelbelovend. ‘Laat die truffel maar komen…’ herneemt ze gewaagd. In complete duisternis hoort ze de stof van zijn smoking ritselen. Ze ontwaart glas dat op glas neerkomt en metaal dat van een houten blad wordt weggenomen. Onverwacht voelt ze een koele lepel even op haar lippen tikken. Haar ademt stokt. Maar dan dringt het truffel-aroma zich op, de zwoele geur van look en hooi dringt door elke vezel in haar lijf. Casimir staat nog steeds achter haar. Wanneer zijn lichaam het hare even raakt, snijdt het gemis aan Adriaans affectie door haar lijf.  

Antwerpen – januari 1994 De pauken zwellen weer aan. Adriaan zet zijn brilletje terug recht op zijn neus. Zijn mond valt open van verbazing als hij om zich heen kijkt en merkt hoe de gasten allen gespannen toekijken. Wanneer een strijdvaardige tenorsax het orkest vervoegt en de dreigende melodie herhaalt, klikt zijn blik vast in die van Hugue Dumont die op enkele meters van hem staat. Het kost de nukkige man enorm veel moeite om vriendelijk te knikken. Adriaan blijft in de ogen van zijn vijand kijken terwijl de pauken gewelddadig tegen het ritme inbeuken. In een flits ziet hij de ridders weer voor zich uit Sterckshof. Hugue en hijzelf staan weer tegenover elkaar en schreiden in een cirkel rond. Een rituele dans. Hun harnassen glimmen. Prokofiev staat aan de kant van de kunstenaar en voedt diens blik met overwinning.  

Piemonte – mei 1994 ‛Tot in de nachtelijke uren werkt de kluizenaar onvermoeibaar door. Buiten strooit de halve maan haar geheimzinnig licht uit overheen de eindeloze rijen druivelaars die nu als donkere geordende streepjes tegen de heuvelflanken aanleunen. De zilverglitter valt neer op de heuveltoppen die zich in tinten blauw en grijs aftekenen tegen de uitgestrekte sterrenhemel. In de valleien ontspruit de nevel uit de vochtige avondlucht en verspreidt zich als een ragfijn dekentje over het Langhe-Roero gebied. In de afgelegen bossen waar enkele uilen huilen, tovert zich een magisch schaduwspel op de slanke dennenbomen. Hetzelfde licht schijnt ook op de eenzame boerderij. Door een open vensterraam ontsnapt de prikkelende dichte geur van sigaren samen met een dof geluid van jazzmuziek. Enkel de lichtpeertjes, bengelend aan een elektrisch snoer boven Adriaans werkbank verlichten het obscure atelier. Als in een soort trance wrijft Adriaan een superfijn schuurpapiertje over de doffe, zilveren bol waar hij de hele dag aan werkte. Rondom rond slijpt hij de piepkleine krassen uit het metaal. In zijn gedachte ziet hij het gepolijste ding al glimmen en stralen.’

Meest recente blog posts

Pin It on Pinterest

Share This